Blog: Voetangels en klemmen bij gebruikelijke hulp en mantelzorg
De begrippen gebruikelijke hulp en mantelzorg nemen een belangrijke plaats in bij de uitvoering van de Wmo2015. In de twee belangrijkste uitvoeringsartikelen, 2.3.2 en 2.3.5, worden ze genoemd. En daar beginnen dan meteen de problemen!
Mantelzorg
Het begrip mantelzorg is volgens de begripsomschrijving: “hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;”. Als we alle tekst die aangeeft ten behoeve van wat mantelzorg mogelijk is, weglaten, ontstaat het korte zinnetje: hulp die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. Het gaat dus om hulp die geboden wordt door mensen die degene die geholpen moet worden kennen en die niet professioneel wordt verleend, dus zonder opleiding en zonder vergoeding. Hulp uit liefde, zou je kunnen zeggen. De Wmo 2015 zegt daarover dat we moeten onderzoeken of iemand met behulp van mantelzorg zijn of haar probleem kan oplossen (art. 2.3.2, lid 4 onder c) en dat, als dat inderdaad zo is, er geen maatwerkvoorziening toegekend behoeft te worden (art. 2.3.5, lid 3).
Jurisprudentie
Dat is voor gemeenten aanleiding geweest om in diverse situaties een al verstrekt pgb stop te zetten. In de ene situatie werd het huishouden door een in de buurt wonende dochter voor haar moeder gedaan. In de andere situatie bood de partner begeleiding aan haar echtgenoot. In beide situaties werd het pgb stopgezet en volgde beroep en hoger beroep. In de eerste situatie werd de gemeente in het ongelijk gesteld. Waarom: de dochter had duidelijk naar de gemeente aangegeven dat zij zonder een pgb weigerde nog langer hulp bij het huishouden voor haar moeder te doen. Daaruit trok de Centrale Raad van Beroep de conclusie dat zij niet bereid was die hulp als mantelzorger te bieden, omdat zij betaald wilde worden, wat niet strookt met het stukje zin ‘niet in het kader van een hulpverlenend beroep’. Dus was de gemeente ten onrechte uitgegaan van de aanwezigheid van mantelzorg. En daarom had de gemeente een probleem niet opgelost door geen maatwerkvoorziening te verstrekken. Mantelzorg is dus “om niet”, gratis. Wie dat niet wil, is dus geen mantelzorger. In de andere situatie bood een partner haar echtgenoot alle begeleiding die nodig was in verband met een psychiatrisch probleem. Op de zitting bij de Centrale Raad werd aan betrokkene gevraagd of zij hulp zou blijven bieden als zij geen pgb meer zou krijgen. Betrokkene beaamde dit: zij zou haar partner niet zonder begeleiding laten zitten. Dus was er sprake van bereidheid om niet hulp te bieden, dus was er mantelzorg en dus had de gemeente het pgb terecht ingetrokken
Consequenties
Het gevolg van deze uitspraken is dat mantelzorg gemanipuleerd kan worden. Iedere mantelzorger die daarvoor betaald wil worden (het is uiteraard niet zo dat alle mantelzorgers een vergoeding willen), hoeft maar te roepen zonder betaling te stoppen en er is geen sprake meer van mantelzorg. En dan zou men een pgb aan kunnen vragen. Uiteraard gelden dan nog de voorwaarden voor het pgb die tot afwijzing zouden kunnen leiden, maar het argument dat er mantelzorg is vervalt. Ik denk dat dit praktisch niet tot een andere uitkomst hoeft te leiden. Maar wel met een andere afwijzingsgrond. Dat is wellicht stof voor een vervolgartikel. Maar conclusie is nu: mantelzorg is niet afdwingbaar, maar afhankelijk van de bereidheid van iemand die om niet te bieden.
Gebruikelijke hulp bij huishoudelijk werk
Het begrip gebruikelijke hulp is misschien nog wel ingewikkelder. Bij hulp bij het huishouden is het een inmiddels geaccepteerd begrip: huisgenoten (boven 18 jaar) worden geacht mede verantwoordelijk te zijn voor het huishouden. Als een ander het niet (meer) kan doen worden zij, alleen of met elkaar, verondersteld het over te nemen. Daar zijn vrachten jurisprudentie over, waarin de Centrale Raad heel helder is: wie zelf geen belemmeringen heeft het over te nemen, moet dat doen, zin of geen zin. Alleen als iemand het zelf niet kan (echt niet kan, dus te druk hebben of moeten studeren of een bijbaantje of vriendin hebben zijn geen argument) hoeft het niet.
Begeleiding en gebruikelijke hulp
Veel lastiger ligt het bij begeleiding. In de AWBZ werd niet met gebruikelijke hulp rekening gehouden. Alleen bij persoonlijke verzorging waren de eerste maanden gebruikelijke hulp, daarna kon je gewoon een pgb krijgen. In de AWBZ werden dus heel veel pgb’s verstrekt, vaak aan partners, aan ouders of andere huisgenoten. Er werd gesproken van gebruikelijke zorg en boven-gebruikelijke zorg. En boven-gebruikelijke zorg kon uitbetaald worden. Voor kinderen was er zelfs een mooie lijst wat een kind per leeftijd behoorde te kunnen. Alles wat een kind op die leeftijd dus nog niet kon was automatisch boven-gebruikelijke zorg. En daar kon aan de ouders een pgb voor verstrekt worden. Later is (onder andere) dit de monetarisering van het pgb genoemd: het pgb ging een eigen leven leiden als (aanvullend) inkomen voor huisgenoten. Dat is overigens nooit de bedoeling geweest. Het is gewoon zo gegroeid.
Gebruikelijke hulp en niet-gebruikelijke hulp
Mijn voorstel is om het begrip boven-gebruikelijke zorg/hulp af te schaffen. We hebben het over gebruikelijke hulp. Gebruikelijke hulp is datgeen dat ook gedaan zou moeten worden als de persoon met een beperking er niet zou zijn geweest. Ook dan zou gekookt en gegeten moeten worden. Ook dan zouden kinderen naar school gebracht moeten worden. Ook dan zouden rekeningen betaald moeten worden. Ook dan zou je samen naar een dokter gaan. Dit is een niet zo lastig te hanteren criterium. Alles wat hier niet onder valt is dan automatisch niet-gebruikelijke hulp. Maar van niet-gebruikelijke hulp vinden we niet hetzelfde als van boven-gebruikelijke hulp. Bij niet-gebruikelijke hulp is het uitgangspunt: daarvan moet onderzocht worden of de huisgenoot of huisgenoten die niet gewoon kunnen bieden. Als zij dat kunnen, omdat zij er de tijd voor hebben, omdat zij niet overbelast zijn, waarom zouden ze het dan niet gewoon doen? Als zij het niet kunnen, omdat zij geen tijd hebben, omdat zij overbelast zijn of dreigen te worden, kunnen we niet van hen vragen niet-gebruikelijke hulp te bieden. Dan moeten we een maatwerkvoorziening verstrekken. Dat kan dan geen pgb zijn in te zetten om de gebruikelijke helper te betalen. Want het is niet te verklaren dat iemand het niet kan zonder betaling maar met betaling wel zou kunnen. Een pgb is niet bedoeld als inkomen, maar om hulp in te kopen die men zelf niet voor elkaar kan krijgen, ook niet met gebruikelijke hulp. Er kan een uitzondering gemaakt worden als iemand zijn baan in het verleden controleerbaar zou hebben opgezegd. Dat is overigens niet de bedoeling want een pgb biedt niet wat een normale baan biedt: betaling bij ziekte, uitkering bij werkloosheid. Een pgb houdt forse risico’s in als iemand er zijn of haar baan voor opzegt. Stopt het pgb om wat voor reden, dan houdt het inkomen zomaar op! Met deze manier van kijken naar gebruikelijke hulp kunnen er andere besluiten genomen worden.
Beleid
Maar pas op: morgen hiermee beginnen is een beetje lastig. Er zal door een gemeente eerst beleid over vastgelegd moeten worden. Anders zal de rechter vragen: waar staat dat? Want in de wet staat het niet!
door Wim Peters, werkzaam bij Stimulansz